Boek 3 Artikel 282 (3:282 BW)
Voorrang beperkt gerechtigde
Indien door een executie een ander beperkt recht dan pand of hypotheek vervalt, omdat het niet kan worden ingeroepen tegen een pand- of hypotheekhouder of een beslaglegger op het goed, wordt aan de beperkt gerechtigde uit de netto-opbrengst van het goed, met voorrang onmiddellijk na de vorderingen van degenen tegen wie hij zijn recht niet kan inroepen, terzake van zijn schade een vergoeding uitgekeerd. De vergoeding wordt gesteld op het bedrag van de waarde die het vervallen recht, zo het bij de executie in stand zou zijn gebleven, ten tijde van de executie zou hebben gehad.
Toelichting
Op een goed kan een beperkt recht rusten. Zo ook op een goed dat is verpand of verhypothekeerd. Als de schuldeiser over wil gaan tot executie, kan dat beperkte recht alleen vervallen indien dit niet tegen die schuldeiser kan worden ingeroepen. Met andere woorden: het beperkte recht heeft geen werking jegens de executerende schuldeiser. Dat betekent dat de beperkt gerechtigde zijn beperkte recht kwijt is. Er wordt echter wel een vergoeding uitgekeerd aan de voorheen beperkt gerechtigde.