• Boek 1 Artikel 461 (1:461 BW)

    Einde taak mentor

    1. De taak van de mentor eindigt:
      1. bij het einde van het mentorschap;
      2. door tijdsverloop, indien hij voor een bepaalde tijd was benoemd;
      3. door zijn dood;
      4. door zijn ondercuratelestelling of door instelling van een mentorschap te zijnen behoeve;
      5. door ontslag dat hem door de kantonrechter met ingang van een door deze bepaalde dag wordt verleend.
    2. Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld inartikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de kantonrechter voorlopige voorzieningen in het mentorschap treffen en de mentor schorsen. De kantonrechter kan hiertoe zo nodig ook zonder de mentor tevoren te hebben gehoord overgaan. In dat geval verliest de beschikking haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de mentor binnen deze termijn in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.
    3. Een gewezen mentor blijft verplicht al datgene te doen, wat niet zonder nadeel voor de betrokkene kan worden uitgesteld, totdat wederom een persoon bevoegd is ten aanzien van de aangelegenheden bedoeld inartikel 453, eerste lid, van dit boek. In de gevallen genoemd in het eerste lid, onder d, rust deze verplichting op diens curator of mentor, indien deze van het mentorschap kennisdraagt.
    4. Artikel 384van dit boek is van overeenkomstige toepassing.