Wat is opschorting?

OpschortingOp grond van artikel 6:52 BW bestaat er een algemene opschortingsbevoegdheid. Stel dat X en Y een overeenkomst hebben gesloten, waarbij beide verplicht worden een bepaalde prestatie te leveren. Als X zijn prestatie niet nakomt, kan Y hem daarop aanspreken. Maar stel dat Y zijn prestatie ook niet nakomt. X kan dan een beroep doen op zijn opschortingsbevoegdheid, mits hij voldoet aan alle voorwaarden.

Opschorting leidt niet tot afstel van de prestatie. De verbintenis moet nog steeds worden nagekomen, maar dit doe je later. Het leidt dus tot uitstel. Iemand gaat zijn verplichting pas nakomen, als de ander dit ook heeft gedaan.

Vereisten van opschorting

Op grond van artikel 6:52 BW kan iemand alleen een beroep doen op zijn opschortingsbevoegdheid als er sprake is van een opeisbare vordering, de wederpartij zijn verplichting niet nakomt en er voldoende samenhang bestaat tussen beide verbintenissen.

  1. Opeisbare vordering: de hoofdregel is dat nakoming van een verbintenis meteen na het ontstaan van de verbintenis kan worden gevorderd. Met andere woorden, een verbintenis is na haar ontstaan meteen opeisbaar. Dit is alleen anders als er voor de nakoming van de verbintenis een tijd is afgesproken. Bijvoorbeeld dat X pas op 23 januari 2021 een prestatie hoeft te verrichten. Vòòr 23 januari 2021 is deze verbintenis nog niet opeisbaar. Dit volgt uit artikel 6:38 BW. Als er is afgesproken dat de ene partij eerder moet nakomen dan de ander, dan mag alleen degene die als laatst moet presteren een beroep doen op zijn opschortingsbevoegdheid. Degene die als eerste moet presteren kan dit niet doen.
  2. De wederpartij komt haar verbintenis niet na: iemand mag alleen zijn verbintenis opschorten als de wederpartij zijn verbintenis niet nakomt. Pas als de vordering is voldaan, kan men zich niet meer beroepen op zijn opschortingsbevoegdheid. Wanneer is een vordering dan eigenlijk voldaan? Het gaat erom dat de vordering echt daadwerkelijk is voldaan. Dus niet dat de wederpartij zegt dat hij de vordering gaat voldoen. Hij moet het echt hebben gedaan. Het is niet vereist dat er sprake is van verzuim of dat de tekortkoming toerekenbaar is. Er hoeft dus nog geen sprake te zijn van een wanprestatie. Ook zonder dit kan iemand zijn verbintenis opschorten. Alleen vereist is dat de wederpartij niet nakomt, dus dat zijn prestatie uitblijft.
  3. Voldoende samenhang tussen beide verbintenissen: de opschorting is alleen gerechtvaardigd als beide verbintenissen voldoende samenhang hebben. Wanneer is er sprake van voldoende samenhang? Het gaat hier om de redelijkheid en billijkheid. De samenhang moet eruit bestaan dat iemand in strijd met redelijkheid en billijkheid handelt als hij de wederpartij wel verplicht tot nakoming, maar zelf weigert zijn eigen prestatie na te komen.

Voldoende samenhang

Artikel 6:52 lid 2 BW geeft aan wanneer er in ieder geval op grond van de wet sprake is van voldoende samenhang. Dit is zo als de verbintenissen voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan.

  • Dezelfde rechtsverhouding: de meest voorkomende situatie is dat er sprake is van een wederkerige overeenkomst waar verbintenissen uit voortvloeien die tegenover elkaar staan. Als X bijvoorbeeld met Y afspreekt dat X een fiets verkoopt aan Y, dan zijn de verbintenissen de levering van de fiets en het betalen van de koopsom.
  • Zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan: het gaat hier om twee partijen die vaker met elkaar een overeenkomst hebben gesloten. Een voorbeeld is het leveren van goederen, als je vaker bij dezelfde leverancier goederen afneemt.