Wat is natrekking van roerende zaken?

natrekking

Als we het hebben over natrekking op grond van artikel 5:14 BW, hebben we het over natrekking van roerende zaken. De eigenaar van een roerende zaak kan ook eigenaar worden van een andere roerende zaak door middel van natrekking. Voor toepassing van artikel 5:14 BW moet wel sprake zijn van een roerende zaak in de zin van artikel 3:3 BW. Natrekking ook bestaan door middel van de grond.

Bestanddeel

Op grond van artikel 5:3 BW is de eigenaar van een zaak ook de eigenaar van al haar bestanddelen.

Dit betekent dus dat een bestanddeel door middel van natrekking kan veranderen van eigenaar. Als een roerende zaak wordt nagetrokken, moet het dus een bestanddeel zijn. Hoe kan iets worden aangemerkt als bestanddeel? Het moet gaan om het feit dat de roerende zaak volgens de verkeersopvatting onderdeel is van de hoofdzaak of dat het zodanig met de hoofdzaak is verbonden dat het niet meer van elkaar los kan worden gemaakt zonder bepaalde schade toe te brengen aan één van de twee zaken. Je kan dit lezen als onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Hoofdzaak

Om te bepalen wie de eigenaar is van bepaalde zaken, moet je kijken naar wat kan worden aangemerkt als hoofdzaak. De eigenaar van de hoofdzaak is namelijk ook de eigenaar van de bestanddelen. In artikel 5:14 lid 3 BW wordt duidelijk hoe men bepaalt wat als hoofdzaak kan worden aangemerkt, namelijk de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd. Met ‘als zodanig wordt beschouwd’ bedoelt de wetgever, de zaak die volgens de verkeersopvatting als hoofdzaak mag worden aangemerkt. Omdat het aanmerken van een hoofdzaak zware gevolgen met zich meebrengt – iemand raakt immers zijn eigendomsrecht over de zaak die als bestanddeel dient kwijt – mag je niet te snel aannemen dat er sprake is van een aanmerkelijke overtreffing in waarde (Hoge Raad 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2192, Zalco). Bij de verkeersopvatting gaat het erom dat een zaak die ondanks het feit dat hij de andere zaak in waarde aanmerkelijk overtreft, toch niet als hoofdzaak kan worden aangemerkt. Stel dat je in een hele oude auto een nieuwe dure motor plaatst. De nieuwe motor overtreft de auto dan wel aanmerkelijk in waarde, maar volgens de verkeersopvattingen is het duidelijk dat de auto de hoofdzaak moet zijn. Dit voorbeeld wordt ook gegeven in de Parlementaire Geschiedenis van Boek 5 BW.

Schadevergoeding

Stel dat iemand zijn eigendomsrecht verliest door middel van natrekking, dan hoeft diegene het hier niet altijd bij te laten zitten. Soms kan degene een beroep doen op een schadevergoeding. Dit kan echter alleen als er sprake is van een onrechtmatige daad of een onrechtvaardige verrijking. Dus als iemand door middel van een onrechtmatige daad ervoor heeft gezorgd dat jouw roerende zaak bestanddeel wordt van zijn hoofdzaak waardoor hij op grond van natrekking eigenaar is geworden van jouw roerende zaak. Als dat zo is, dan kan je altijd nog proberen aanspraak te maken op een schadevergoeding. Er kan ook zoiets ontstaan als mede-eigendom. Mocht het zo zijn dat het echt niet duidelijk is welke zaak als hoofdzaak is aan te merken, dan ontstaat er door middel van natrekking mede-eigendom.

Natrekking door een gebouw

Een roerende zaak kan ook worden nagetrokken door een gebouw. De Hoge Raad heeft in verschillende zaken hier uitspraak over gedaan.

In een uitspraak van de Hoge Raad ging het om een fabrieksgebouw en de installatie in dat fabrieksgebouw (Hoge Raad 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:AD1791, Depex/Curatoren Bergel). De Hoge Raad heeft in dit arrest twee aanwijzingen gegeven op basis waarvan men natrekking kan aannemen. Als de roerende zaak in constructief opzicht is afgestemd op het gebouw, dan is er sprake van natrekking. De roerende zaak is dus zo gepositioneerd dat is rekening gehouden met de aard en eventuele functie van het gebouw. De tweede aanwijzing die door de Hoge Raad wordt gegeven is het feit dat het gebouw zonder de roerende zaak onvoltooid is, gezien de aard en eventuele functie van het gebouw. In deze zaak ging het dus om een fabrieksgebouw. Zonder de installatie, was het gebouw onvoltooid als fabrieksgebouw. Hierbij is wel gegeven dat de functie van de installatie in het productieproces niet van belang is, maar dat het gaat om de functie van het gebouw.

In een ander arrest heeft de Hoge Raad een derde aanwijzing gegeven voor het aannemen van natrekking (Hoge Raad 6 december 2012, ELCI:NL:HR:2012:BX7474, Prorail/Rijswijk Wonen). Als een zaak een tijdelijke hulpfunctie biedt ten behoeve van een andere zaak, dan is er geen sprake van een bestanddeel. Ten minste, het levert in beginsel de aanwijzing op dat er naar verkeersopvatting geen sprake is van een bestanddeel. Je kan hierbij bijvoorbeeld denken aan een bouwsteiger. Die wordt wel vastgemaakt aan een gebouw, maar een bouwsteiger vervult een tijdelijke hulpfunctie. Dit zorgt er dus niet voor dat de eigenaar van het gebouw ook eigenaar van de bouwsteiger wordt door middel van natrekking.