Aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder
27 april 2017
Artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder van een andere rechtspersoon niet alleen op die rechtspersoon-bestuurder rust. De aansprakelijkheid rust tevens op de bestuurders van de rechtspersoon-bestuurder ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid.
Hoge Raad
In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de toepassing van artikel 2:11 BW. Het artikel is ook van toepassing bij de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder op grond van onrechtmatige daad. Artikel 2:11 BW is van toepassing in alle gevallen waarin een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon aansprakelijk is op grond van de wet. Daaronder valt ook de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder op grond van artikel 6:162 BW, zo oordeelde de Hoge Raad.
Aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder
Voor deze uitspraak gold in zekere zin een dubbele stel- en bewijsplicht. Als een rechtspersoon een persoonlijk ernstig verwijt in de zin van artikel 6:162 BW kon worden gemaakt, moest de bestuurder van die rechtspersoon-bestuurder daarnaast afzonderlijk ook een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kunnen worden.
De schuldenaar moest eerst stellen en bewijzen dat de rechtspersoon-bestuurder aansprakelijk was op grond van artikel 6:162 BW. Vervolgens moest hij stellen (en zo nodig bewijzen) dat de de bestuurder van die rechtspersoon-bestuurder (naast de rechtspersoon) aansprakelijk is.
Na de recente uitspraak van de Hoge Raad is deze dubbele stel- en bewijslast doorbroken. Niet langer is vereist dat dat de schuldenaar stelt en bewijst dat ook de bestuurder van de rechtspersoon-bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Advocaat Annemetje Koburg van Bird & Bird schreef over deze aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder een interessante blog.
Lees haar blog hier.