Eigendomsvoorbehoud: Tips & Tricks

3 oktober 2022

Eigendomsvoorbehoud ex art. 3:92 BW

Wanneer je als leverancier zaken levert en de afnemer zijn betalingsverplichting niet nakomt, is dat heel vervelend. De zaken heb je niet meer onder je en je moet maar zien of je die ooit nog betaald krijgt. Wat dan kan helpen is als je als leverancier een eigendomsvoorbehoud bent overeengekomen. Zo’n beding is vaak opgenomen in de algemene voorwaarden van de leverancier.

Het eigendomsvoorbehoud is wettelijk geregeld in art. 3:92 BW. Kortgezegd houdt een eigendomsvoorbehoud in dat de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud rust in eigendom van de leverancier blijft totdat de koopprijs voor die zaak is voldaan aan de verkoper. De verkoper blijft dan, ondanks dat de zaak al is geleverd aan de koper, eigenaar van de zaak, en wel onder ontbindende voorwaarde van voldoening van de koopsom van die zaak aan de leverancier. Als dit zo is afgesproken, spreekt men van een zgn. “beperkt eigendomsvoorbehoud”. De betaling van de koopsom voor de bewuste zaak doet het eigendomsvoorbehoud vervallen, ongeacht of de leverancier op dat moment nog andere vorderingen op de afnemer heeft. Advocaat Wieneke Lisman van DVDW Advocaten schreef er een interessante blog over!

Contractuele afwijking van art. 3:92 BW (beperkt) mogelijk

Art. 3:92 BW is echter van regelend recht. Dit betekent dat partijen contractsvrijheid hebben om het eigendomsvoorbehoud contractueel anders in te kleden.

Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk om een zgn. “uitgebreid eigendomsvoorbehoud” te bedingen. Daarvan is sprake als de leverancier heeft bedongen dat alle door hem geleverde zaken onder het eigendomsvoorbehoud vallen zolang hij een vordering op de afnemer heeft. Voorwaarde die daarbij dan wel geldt is dat het gaat om een vordering die valt binnen de categorieën van vorderingen genoemd in art. 3:92 lid 2 BW. Het gaat daarbij dan om: (i) de tegenprestatie voor door de leverancier geleverde of te leveren zaken, (ii) de tegenprestatie voor verrichte of te verrichten werkzaamheden (zoals werkzaamheden voor de montage of installatie van de geleverde zaken) en (iii) schadevergoedingsvorderingen wegens tekortschieten in de nakoming van zodanige overeenkomsten. Als zekerheid voor de betaling van vorderingen die niet binnen deze categorieën vallen kan de verkoper namelijk geen eigendomsvoorbehoud bedingen. Dat is niet toelaatbaar. Voorbeelden van buiten deze categorieën vallende vorderingen zijn: vorderingen van de verkoper op een derde (niet zijnde de afnemer van de betreffende zaken) of vorderingen van de leverancier op de afnemer op grond van onrechtmatige daad of onverschuldigde betaling. Daarvoor kan dus niet rechtsgeldig een eigendomsvoorbehoud worden bedongen.

Het eigendomsvoorbehoud moet steeds vooraf overeengekomen worden. Als dit pas gebeurt nadat de zaak geleverd is, dan heeft het geen effect. De levering aan de koper heeft dan immers al plaatsgevonden en de eigendom is daarmee al onvoorwaardelijk op de koper overgegaan.

Verlengd eigendomsvoorbehoud niet toegestaan

Let er verder op dat het eigendomsvoorbehoud alleen betrekking kan hebben op zaken die nog onverwerkt en identificeerbaar aanwezig zijn. In Nederland is het namelijk niet mogelijk een eigendomsvoorbehoud ook te laten rusten op de zaken die (alleen of mede) zijn gevormd uit zaken die door de leverancier onder eigendomsvoorbehoud geleverd zijn. Men spreekt dan van een zgn. “verlengd eigendomsvoorbehoud”. Zo’n beding is in Nederland niet mogelijk. Naar Nederlands recht geldt immers dat als (alleen of mede) uit onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken een nieuwe zaak wordt gevormd de leverancier onder eigendomsvoorbehoud zijn eigendomsrecht verliest (art. 5:16 lid 2 BW). Hiermee wijkt de Nederlandse wetgeving overigens af van andere landen. Zo staat bijvoorbeeld de Duitse wetgeving wèl een verlengd eigendomsvoorbehoud toe.

Wat je als leverancier wèl kan doen om toch zekerheid tot verhaal te verkrijgen op de uit met jouw grondstoffen nieuw gevormde zaak, is het bij voorbaat bedingen van een bezitloos pandrecht op die nieuw te vormen zaak. Men spreekt dan over een zgn. “voorbehouden pandrecht”. Dit zal dan wel vastgelegd moeten worden in een notariële of geregistreerde onderhandse pandakte. Opname van zo’n voorbehouden pandrecht in je algemene voorwaarden is dus niet voldoende. Daarnaast dien je erop bedacht te zijn dat zo’n voorbehouden pandrecht lager in rang zal zijn dan een pandrecht dat al eerder, wellicht bij voorbaat, ten behoeve van een ander is gevestigd. Waar het meer regel dan uitzondering is dat de huisbankier bij aanvang al een stil pandrecht op alle huidige en toekomstige zaken heeft verkregen, kan dit een reëel risico opleveren.

Uitoefening eigendomsvoorbehoud

Een eigendomsvoorbehoud geeft de leverancier een sterke positie. Het maakt immers dat de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud rust door hem als eigenaar kan worden teruggevorderd en dat de afnemer verplicht is aan afgifte daarvan mee te werken. Voorwaarde daarbij is overigens wel dat de koper ter zake de tegenprestatie waarvoor het eigendomsvoorbehoud geldt in verzuim is. Van verzuim is bijvoorbeeld sprake als de fatale betaaltermijn is verstreken, als na ingebrekestelling binnen de gestelde redelijke termijn de tegenprestatie nog niet is voldaan of als de koper failleert.

Omdat sprake is van een eigendomsrecht van de leverancier, kunnen zekerheidsrechten van derden die door de afnemer versterkt zijn (zoals door de afnemer aan de bank verstrekte pandrechten) daarop niet kleven. Het eigendomsrecht van de leverancier betekent ook dat de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken in geval van faillissement van de koper buiten de faillissementsboedel vallen en dat de curator moet meewerken aan uitlevering daarvan aan de leverancier. Let er daarbij als leverancier wel op dat je de curator tijdig informeert over jouw eigendomsvoorbehoud, want het risico bestaat dat de curator daarmee anders ten onrechte geen rekening houdt en achteraf niet meer valt vast te stellen wat er van jou onder eigendomsvoorbehoud nog aanwezig was en mogelijk nog verwerkt is en dus vergoed moet worden. Omdat de curator de aanspraken van derden wel eerst zal willen onderzoeken kan in de afgifte doo de curator wel enige vertraging optreden. Waar het om bederfelijke waar gaat, zal ook de curator er belang bij hebben de onder eigendomsvoorbehoud geldende zaken zo snel mogelijk aan de leverancier af te geven of met de leverancier een afspraak te maken over de verwerking of verkoop aan een derde (zoals een doorstarter) van de zaken tegen betaling. Ook is gebruikelijk dat de curator in geval van faillissement van de afnemer aanspraak maakt op een redelijke boedelbijdrage die hij in rekening brengt voor het onderzoek van de aanspraken van de leverancier en het uitleveren van de onder eigendomsvoorbehoud vallende zaken. Ook dat is iets wat de leverancier op grond van de geldende rechtspraak, al voelt dit soms oneerlijk, zal hebben te accepteren.

Houd er verder rekening mee dat de leverancier die zijn zaken onder eigendomsvoorbehoud wenst terug te nemen, verplicht is dat vooraf te melden aan de Belastingdienst. Dit geldt echter alleen als de terug te nemen zaken kwalificeren als zgn. “bodemzaken” en deze zaken een waarde van meer dan € 10.000 vertegenwoordigen. Van bodemzaken is sprake als de zaken zich op de bodem van de belastingschuldige bevinden en de zaken dienen “tot stoffering van de bodem”. Dit laatste speelt als de zaken strekken tot enigszins duurzaam gebruik van de bodem. Over het algemeen is dat het geval als het gaat om inventariszaken of machines die bestemd zijn om langere tijd door de afnemer ter plaatse gebruikt te worden. Voorraadzaken vallen daar in beginsel niet onder. Deze meldingsplicht is vastgelegd in art. 22 bis Invorderingswet 1990 en is bedoeld om de Belastingdienst de gelegenheid te geven om haar bodemrecht (een hoog gerangschikt verhaalsrecht op de bodemzaken) uit te oefenen en haar de gelegenheid te bieden om in dit kader na te gaan of daadwerkelijk sprake is van reële eigendomsrechten van de leverancier die (ook) door de Belastingdienst gerespecteerd moeten worden. Pas nadat vier weken na de melding zijn verstreken, tenzij de Belastingdienst al eerder heeft aangegeven dat zij op die zaken geen bodembeslag zal leggen, zal de leverancier dan gerechtigd zijn om zijn zaken terug te nemen. Ook hierdoor kan dus vertraging in de afgifte van de zaken optreden. Schending van deze meldingsplicht of het binnen voornoemde wachttermijn wegnemen van de onder eigendomsvoorbehoud geleverde bodemzaken heeft als sanctie dat de leverancier de executiewaarde van de teruggenomen zaken (tot maximaal de belastingschuld van de belastingschuldige) aan de Belastingdienst zal moeten betalen.

Doorlevering van onder eigendomsvoorbehoud vallende zaken

Verder punt van aandacht is of de verkrijger gerechtigd is tot doorlevering van de onder eigendomsvoorbehoud vallende zaken aan derden. Zolang de zaken onder eigendom van de leverancier vallen, zal de doorlevering daarvan door de koper aan derden in beginsel namelijk alleen toegestaan zijn als de leverancier-eigenaar daarmee heeft ingestemd. Waar het echter gaat om handelswaar die bestemd is om doorgeleverd te worden, is het echter gebruikelijk met de afnemer af te spreken dat deze de zaken in het kader van de normale bedrijfsuitoefening mag doorleveren aan zijn afnemers. Een uitdrukkelijke toestemming daarvoor is dan wel vereist, want het enkele feit dat de zaak voor doorlevering bestemd is geeft die bevoegdheid nog niet. Het is verstandig als leverancier hier je algemene voorwaarden eens goed op na te slaan. Wil je bijvoorbeeld wel dat de voorraadzaken die je levert door je afnemer kunnen worden doorgeleverd aan klanten, maar dat dat niet geldt voor door jou geleverde machines die de koper zelf wil blijven gebruikenen, dan is het verstandig dat duidelijk op te nemen. Daarbij is het overigens wel goed je te realiseren dat nog steeds de mogelijkheid bestaat dat de afnemer het doorleveringsverbod niet respecteert en de zaak toch doorlevert aan een derde. Hoewel het eigendom van de zaak dan formeel nog voorbehouden is door de eerste leverancier, heeft deze in praktijk dan toch het nakijken als de derde-verkrijger bij de verkrijging van de zaak te goeder trouw was. In dat geval zal het eigendomsvoorbehoud in principe vervallen als de oorspronkelijke koper de zaak in het kader van zijn normale bedrijfsuitoefening aan de derde-verkrijger heeft doorverkocht en de derde-verkrijger een beroep doet op de in art. 3:86 lid 1 BW opgenomen derdenbescherming.

Conclusie

Al met al is een eigendomsvoorbehoud een sterk recht dat een leverancier op de door hem geleverde zaken kan uitoefenen. Om dit middel optimaal te benutten is het als verkoper verstandig de tekst van de bepaling daarover in de te sluiten overeenkomsten en je algemene voorwaarden eens goed te bekijken. Belangrijk daarbij is allereerst om na te gaan of het eigendomsvoorbehoud – binnen de wettelijke grenzen die daarvoor gelden – uitgebreid kan worden. Ook is het raadzaam om na te gaan of (en onder welke voorwaarden) het verstandig is de afnemer toestemming te verlenen om onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken door te leveren en of het bedingen van een voorbehouden pandrecht verstandig is.

Dit artikel is geschreven door advocaat Wieneke Lisman en verscheen eerder op de website van DVDW Advocaten

Geschreven door