Enquêteprocedure

In het Nederlandse vennootschapsrecht kennen we mogelijkheid tot een enquêteprocedure. Deze procedure maakt het mogelijk een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon in te stellen. Maar zorgt er ook voor dat er bepaalde voorzieningen en/of maatregelen kunnen worden getroffen. Een enquêteprocedure wordt gevoerd bij de Ondernemingskamer.

Het doel van de enquêteprocedure

Het enquêterecht heeft verschillende doeleinden. Het ziet vooral op de mogelijkheid een onderzoek in te stellen naar het beleid en de gang van zaken binnen een rechtspersoon. Er kunnen vervolgens maatregelen genomen worden, waardoor de gezonde verhoudingen binnen de rechtspersoon hersteld worden. Daarnaast kan het gaan op de vaststelling van wanbeleid. De Ondernemingskamer stelt dan vast dat er sprake is van wanbeleid. Zo'n procedure is dan vooral bedoelt om te kijken wie verantwoordelijk is voor dat wanbeleid. In de praktijk zien we vaak dat het wordt gebruikt om materiaal te verzamelen voor aansprakelijkheidsclaims. Of om een bepaalde aandeelhouder te neutraliseren. Men wil bijvoorbeeld niet dat deze aandeelhouder stemt over een bepaald besluit. Door middel van een enquêteprocedure kunnen ze dat eventueel voorkomen.

Instellen van een enquêteprocedure

Voor het instellen van een enquêteprocedure moet er sprake zijn van ontvankelijkheid. Je moet ontvankelijk zijn. De verzoeker moet eerst bij het bestuur en de raad van commissarissen zijn bezwaren kenbaar hebben gemaakt. Het bestuur moet namelijk eerst de mogelijkheid krijgen maatregelen te treffen, voordat het in een enquêteprocedure verzeild raakt. Niet iedereen kan daarnaast een procedure verzoeken. Aandeelhouders en certificaathouders die minder dan 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, hebben deze bevoegdheid niet. De enquêteprocedure is dus een verzoekschriftprocedure. Het kent een eigen en bijzonder procesverloop. De procedure bestaat uit verschillende fasen.

Eerste fase: het onderzoek

In de eerste fase draait het om de vraag of er überhaupt een onderzoek moet komen. De Ondernemingskamer stelt alleen een onderzoek in als er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen. Als er een onderzoek wordt ingesteld, benoemt de Ondernemingskamer een onderzoeker. Deze heeft veel bevoegdheden. Zo krijgt hij toegang tot de administratie van de rechtspersoon. En is iedereen verplicht om mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast maakt de onderzoeker een verslag over alles wat hij vindt en tegenkomt. Uiteindelijk wordt dit gedeponeerd bij de griffie van de Ondernemingskamer. Met dit verslag komt er een einde aan de eerste fase van de procedure.

Tweede fase: vaststellen van wanbeleid

Als de verzoeker of andere betrokkenen vinden dat uit het verslag van de onderzoeker blijkt dat er sprake is van wanbeleid, kunnen zij aan de Ondernemingskamer verzoeken dit vast te stellen. Dit doen zij binnen twee maanden nadat het verslag is gedeponeerd. Als er sprake is van wanbeleid kan de Ondernemingskamer definitieve voorzieningen opleggen. Zo kunnen bestuurders geschorst of ontslagen worden. Of kan het stemrecht op bepaalde aandelen tijdelijk ten titel van beheer aan een ander worden overgedragen.

Onmiddellijke voorzieningen

Gedurende de hele procedure heeft de Ondernemingskamer de bevoegdheid om onmiddellijke voorzieningen te treffen. Dit kan als dat nodig is in verband met de toestand van de rechtspersoon. Of als dit in het belang van het onderzoek is. Een enquêteprocedure kan namelijk erg lang duren. Waardoor het soms nodig is om tijdens de procedure al maatregelen te nemen. Hierbij is wel van belang dat deze onmiddellijke voorzieningen tijdelijk moeten zijn. Het is in principe niet de bedoeling dat zij definitieve gevolgen hebben. Deze onmiddellijke voorzieningen zijn van reorganisatorische aard.