{"id":13862,"date":"2021-03-05T12:44:41","date_gmt":"2021-03-05T11:44:41","guid":{"rendered":"https:\/\/www.wetboekplus.nl\/?page_id=13862"},"modified":"2021-03-05T16:56:40","modified_gmt":"2021-03-05T15:56:40","slug":"wat-is-een-pandrecht","status":"publish","type":"page","link":"https:\/\/wetboekplus.nl\/juridische-begrippen\/wat-is-een-pandrecht\/","title":{"rendered":""},"content":{"rendered":"
Home<\/a><\/span><\/span><\/div>\n

Wat is een pandrecht op zaken?<\/h1>\n

\"pandrecht\"<\/p>\n

Op grond van artikel 3:227 lid BW<\/a> kent de wet de mogelijkheid tot een pandrecht. Wat is een pandrecht? Een pandrecht is een beperkt zekerheidsrecht. Iemand vestigt een pandrecht vaak ter zekerheid van een vordering, een geldsom. Als iemand een geldlening afsluit, wil de geldverstrekker vaak een pandrecht vestigen op goederen van de geldlener, zodat hij zeker weet dat hij zijn geld terugkrijgt. Doordat het pandrecht absolute werking kent, werkt het pandrecht tegen iedereen. De pandhouder kan zijn recht dus ook inroepen tegen derden. Een pandrecht kan alleen worden gevestigd op registergoederen. Als het gaat om onroerende zaken<\/a> kennen we het recht van hypotheek.<\/p>\n

Vereisten voor een pandrecht op zaken<\/h2>\n

Artikel 3:227 lid 1 BW<\/a> kent twee voorwaarden voor het vestigen van een pandrecht. Pas als aan deze twee voorwaarden is voldaan, is er sprake van een rechtsgeldig pandrecht.<\/p>\n

    \n
  1. Zekerheid van een vordering<\/span>: het pandrecht kan alleen worden gevestigd als het gaat om zekerheid met betrekking tot een vordering. Het pandrecht bestaat er om zekerheid te bieden voor de schuldeiser. Dit betekent dat als de vordering wordt voldaan, dus de geldsom wordt terugbetaald, dan gaat het pandrecht teniet. Het pandrecht bestaat dan niet meer, omdat de vordering waarvoor zekerheid moet worden gesteld ook niet meer bestaat. Het is ook zo dat als een vordering overgaat, de vordering wordt bijvoorbeeld verkocht, dan gaat het pandrecht ook mee. Dit vloeit voort uit het feit dat het pandrecht een afhankelijk recht is.<\/li>\n
  2. Op een goed<\/span>: het pandrecht moet worden gevestigd op een goed. Een pandrecht kan niet worden gevestigd op alle soorten goederen. Het kan namelijk niet op registergoederen. Dit betekent ook dat de goederen overdraagbaar moeten zijn. Als een goed niet voor overdracht vatbaar is, dan kan er ook geen pandrecht op worden gevestigd. Dit vloeit voort uit artikel 3:228 BW<\/a>.<\/li>\n<\/ol>\n

    Een pandrecht op een bepaald goed wordt op dezelfde manier gevestigd als de manier waarop dat goed geleverd zou moeten worden. Dit volgt uit artikel 3:98 BW<\/a>. Als je een pandrecht wil vestigen, dan moet dat op grond van artikel 3:84 BW<\/a> door middel van een geldige titel, levering en door een beschikkingsbevoegde.<\/p>\n

    Recht van parate executie<\/h2>\n

    Pandhouders hebben het recht van parate executie. Dit volgt uit artikel 3:248 BW<\/a>. Dat betekent dat als een schuldenaar zijn schulden niet betaald, de pandhouder het goed waarop het pandrecht rust kan executeren. Hij kan het goed verkopen en uit die verkoopopbrengst zijn vordering verhalen. De pandhouder hoeft niet eerst naar de rechter om beslag te laten leggen of om een executoriale titel te verkrijgen. Hij kan meteen overgaan tot de verkoop van het goed. Dit maakt het pandrecht ook een verhaalsrecht.<\/p>\n

    Soorten pandrechten op zaken<\/h2>\n

    De wet kent twee verschillende soorten pandrechten. Als het gaat om roerende zaken, dan kennen we een vuistpandrecht en een vuistloos pandrecht.<\/p>\n