Wat is productaansprakelijkheid?

ProductaansprakelijkheidIn artikel 6:185 BW wordt de aansprakelijkheid geregeld met betrekking tot producenten. Als een producent een gebrekkig product in het verkeer brengt waardoor er schade ontstaat, dan ontstaat er aansprakelijkheid voor deze producent. Volgens de Nederlandse wetgever heeft een producent een product in het verkeer gebracht als het product aan de distributieketen is gegeven. Op grond van artikel 6:188 BW is het aan de gedupeerde om te bewijzen dat er schade is geleden. Dat er sprake is van een gebrek in het product en dat er een causaal verband bestaat tussen dit gebrek en de geleden schade. De schade zou niet geleden zijn als er geen sprake was van een gebrekkig product. Het gaat hier om een risicoaansprakelijkheid. Dit betekent dat er niet sprake hoeft te zijn van verwijtbaarheid. Ook als de product geen verwijt kan worden gemaakt, kan hij aansprakelijk worden gehouden.

Wanneer is de producent niet aansprakelijk?

In artikel 6:185 lid 1 BW worden bepaalde verweren genoemd die de producent kan aanvoeren om onder zijn aansprakelijkheid uit te komen. Als hier sprake van is, dan is de producent niet aansprakelijk. Hier is het aan de producent om te bewijzen dat er sprake is van één van deze verweren.

  • De producent heeft het product niet in het verkeer gebracht: als een producent een gebrekkig producent ‘in het verkeer brengt’, dan neemt hij zijn verantwoordelijkheid voor eventuele schade die kan ontstaan door het gebrekkige product. Een verweer die de producent dus kan voeren is stellen dat hij het product niet in het verkeer heeft gebracht. Als het product bijvoorbeeld gestolen is en vervolgens is verkocht, dan is het niet de producent die het product in het verkeer heeft gebracht, maar de dief.
  • Het gebrek bestond nog niet toen het product door de producent in het verkeer werd gebracht: de producent moet bewijzen dat het gebrek nog niet bestond op het moment dat hij het product in het verkeer bracht. Of dat het gebrek in ieder geval later is ontstaan. Dit is soms erg lastig te bewijzen. Het is daarom zo dat de producent dit ‘aannemelijk’ moet maken. Daaruit volgt dat er niet teveel van de producent verwacht kan worden met betrekking tot dit bewijs. De producent heeft hier twee mogelijkheden. Hij kan zich stellen op het feit dat het gebrek helemaal niet bestaat. Maar hij kan ook stellen dat het gebrek pas later is ontstaan, dus niet op het tijdstip dat hij het product in het verkeer heeft gebracht.
  • Het product is niet beroeps- of bedrijfsmatig vervaardigd of verspreid: het gaat er hier om dat de producent moet hebben gehandeld in de uitvoering van beroep of bedrijf. Als hij dat niet heeft gedaan, dan is hij ook niet aansprakelijk. Dit is vooral van belang als het gaat om niet-commerciële producten. De wetgever heeft ervoor gekozen om dit soort producten buiten het bereik van de productaansprakelijkheid te houden. Een producent kan alleen met succes een beroep doen op dit verweer als er voldaan is aan deze vereisten:
    • Als het product niet is vervaardigd met het doel het product te verkopen of op een andere manier is verspreid met een economisch doel. Dit vereiste ziet op het doel van de productie. Die mag dus niet economisch zijn. Je mag niet tot doel hebben er winst mee te maken. En;
    • Het vervaardigen of verspreiden van het product niet is gedaan is de uitoefening van een beroep of bedrijf. Hier gaat het om de hoedanigheid van het product. Als je een cake maakt en biedt die aan een winkel, dan mag het niet. Als je zelf een cake maakt en aan je buurvrouw vraagt of ze deze samen met jou wil opeten (voor niets), dan mag het wel.
  • Het gebrek is een gevolg van dwingende overheidsvoorschriften: als de producent het product op een bepaalde manier moet produceren van de overheid, dan kan daar ook een gebrek uit ontstaan. Als dat zo is, dan kan de producent hier een beroep op doen. Het feit dat er een gebrek is ontstaan heeft te maken het feit dat de overheid voorschriften heeft gegeven voor de productie van de producten.
  • Wetenschappelijke en technische kennis: als er schade is ontstaan door een gebrek dat niet ontdekt had kunnen worden omdat de wetenschappelijke en technische kennis niet zodanig was ontwikkeld, bestaat er ook geen aansprakelijkheid voor de producent. Soms is het zo dat deze kennis nog niet optimaal is of nog niet helemaal ontwikkeld is. Een gebrek kan dan simpelweg niet ontdekt worden, omdat de benodigde kennis daar nog niet voor aanwezig is. De producent kan hier niet aansprakelijk voor worden gehouden.
  • Grondstoffen en onderdelen: hierbij gaat het om producten die grondstoffen of onderdelen van het eindproduct produceren. Soms is het niet het eindproduct dat het gebrek heeft veroorzaakt, maar de grondstof of een onderdeel ervan. De eindproducent kan dan een beroep doen op dit verweer, waardoor hij niet langer aansprakelijk is. Als het gebrek is ontstaan door de manier waarop het product is ontworpen of door instructies die zijn gegeven door de eindproducent, dan blijft de eindproducent aansprakelijk.

Eigen schuld

Op grond van artikel 6:185 lid 2 BW bestaat er ook nog zoiets als ‘eigen schuld’ als het gaat om productaansprakelijkheid. De aansprakelijkheid van de producent kan namelijk minder worden als de schade niet alleen ontstaan is door het gebrek van het product, maar ook komt door de schuld van de benadeelde zelf. De producent moet echter bewijzen dat de eigen schuld bij de benadeelde aanwezig is. De benadeelde hoeft niet zelf te bewijzen dat er geen sprake is van eigen schuld.