• Artikel 1015 Rechtsvordering (1015 Rv)

    1. Procedures betreffende geschillen in de beëindiging waarvan de overeenkomst voorziet, worden door de indiening van het verzoek, bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van rechtswege geschorst, ook indien reeds de dag is bepaald waarop het vonnis, het arrest of de beschikking zal worden uitgesproken.
    2. Het geschorste geding wordt overeenkomstig artikel 227, eerste lid, hervat:
      1. voor zover in de procedure om een beslissing wordt verzocht ter zake van een geschil in de beëindiging waarvan de overeenkomst niet voorziet;
      2. indien de in artikel 908, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn is verstreken, nadat een gerechtigde onder de overeenkomst binnen die termijn de in dat lid bedoelde mededeling heeft gedaan;
      3. indien onherroepelijk vaststaat dat het verzoek niet tot toewijzing zal leiden;
      4. indien de overeenkomst overeenkomstig artikel 908, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt opgezegd;
      5. indien de behandeling van het verzoek met het oog op de belangen van een gerechtigde onder de overeenkomst en alle omstandigheden in aanmerking genomen, onaanvaardbaar lang duurt en naar verwachting nog onaanvaardbaar lang zal duren;
      6. indien de partijen in de geschorste procedure daarmee instemmen.
    3. Artikel 907, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op hetgeen in een ingevolge het tweede lid hervat geding wordt gevorderd.
    4. Behoudens de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt na schorsing van een hangende procedure het geding op verzoek van de meest gerede partij van de rol afgevoerd indien de in artikel 908, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn is verstreken.
    5. De artikelen 225, tweede lid, tweede zin, en derde lid en 227, tweede en derde lid, zijn van toepassing.