Boek 6 Artikel 37 (6:37 BW)
Opschorten
Toelichting
Dit artikel heeft betrekking op de situatie dat het voor de schuldenaar onduidelijk is aan wie er precies betaald moet worden. Dit wordt de ‘onzekerheidsexceptie’ genoemd. In dat geval mag de schuldenaar zijn betalingsverplichting opschorten.
Jurisprudentie
Rechtbank Midden-Nederland, 25 maart 2015, ECLI:RBMNE:2015:1853
De schuldenaar worden toegerekend zodat zij op grond van art. 6:119b lid 7 BW ook na openbaarmaking door de bank van haar pandrecht geen wettelijke handelsrente verschuldigd is.
De schuldenaar heeft vervolgens bevoegdelijk haar betalingsverplichting jegens de schuldeiser opgeschort, die daardoor in verzuim is geraakt (art. 6:59 BW), met als gevolg dat de schuldenaar ook op grond van art. 6:119b lid 6 BW geen wettelijke handelsrente verschuldigd was.
De schuldeiser gaat hierna failliet. De curator en de bank verschillen in verband met het verpandingsverbod langdurig van mening over het vorderingsrecht van de bank. Nadat de curator aan de schuldenaar had meegedeeld dat zij aan de bank mocht betalen is aan haar opschortingsrecht (op grond van art. 6:37 BW) een einde gekomen. Pas vanaf die datum is zij wettelijke handelsrente verschuldigd geworden. Een eerder door de bank aan de schuldenaar gedaan verzoek tot betaling met aanbod tot vrijwaring brengt niet mee dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de schuldenaar haar betalingsverplichting is blijven opschorten.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2154
Artikel 6:37 BW bij ontvlechting vof. Bevrijdende betaling aan vereffenaar in hoedanigheid van verhuurder.