• Boek 6 Artikel 228 (6:228 BW)

    Dwaling

    1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
      1. indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
      2. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
      3. indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
    2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.

    Toelichting

    Soms sluit je een overeenkomst, maar kom je er achteraf pas achter dat je iets heel anders afgesproken hebt dan je daadwerkelijk bedoelde. In sommige gevallen kan je op grond van dwaling nog van de overeenkomst af.

    Vernietigbaar

    Indien een overeenkomst onder invloed van dwaling is gesloten, is deze vernietigbaar. Dwaling biedt dus een vernietigingsgrond. Vereist is hierbij dat bij het sluiten van de overeenkomst een juiste voorstelling van zaken ontbrak. Dit kan doordat iemand onwetend was, hij wist niet dat dit de uitkomst zou zijn. Of doordat iemand een ander perspectief op de werkelijkheid. Er was een onjuiste voorstelling van zaken aanwezig.

    Daarnaast dient er sprake te zijn van een causaal verband. Hiervoor is niet vereist dat iemand bij een juiste voorstelling van zaken überhaupt geen overeenkomst had gesloten, maar dat hij niet op deze voorwaarden overgegaan was tot contractsluiting.

    Ook kent de wet zoiets als het kenbaarheidsvereiste. Het moet voor de wederpartij wel duidelijk zijn geweest dat hetgeen waarover is gedwaald essentieel was voor de ander. De eigenschappen waarover gedwaald is waren voor de dwalende belangrijk voor het sluiten van de overeenkomst en dat was voor de wederpartij ook duidelijk.

    Drie gevallen van dwaling

    De wet schrijft drie gevallen voor die kunnen duiden op dwaling. Ten minste één van deze gevallen moet zich voordoen, wil er sprake zijn van dwaling.

    1. Een inlichting van de wederpartij. Voor het sluiten van de overeenkomst heeft de wederpartij een bepaalde inlichting gedaan waardoor er een onjuiste voorstelling van zaken is ontstaan bij de ander. Het maakt niet uit of deze inlichting betrekking heeft op de kern van de overeenkomst. Ook als deze daar niet op ziet, kan het zorgen voor een onjuiste voorstelling van zaken waardoor de overeenkomst uiteindelijk toch tot stand is gekomen. Als de wederpartij ervan uit mocht gaan dat deze inlichting geen invloed zou hebben op het besluit omtrent de contractsluiting, dan kan de overeenkomst echter niet worden vernietigd.
    2. Een mededelingsplicht wordt geschonden. Het is niet altijd duidelijk wanneer er een mededelingsplicht bestaat. Indien de wederpartij ervan uit mag gaan dat bepaalde feiten gewoon bekend zijn bij de ander, bestaat er geen mededelingsplicht. Als iemand een rode auto koopt en de auto heeft gezien, bestaat er ten aanzien van het feit dat de auto rood is geen mededelingsplicht. Als iemand een bepaald feit heeft verzwegen, maakt het niet uit of het gaat om de kern van die overeenkomst. Ook verzwegen feiten omtrent minder belangrijke punten kunnen een beroep op dwaling rechtvaardigen.
    3. Beide partijen hebben gedwaald. Dit wordt ook wel wederzijdse dwaling genoemd. Dat betekent dat beide partijen een onjuiste voorstelling van zaken hebben gehad.

    Jurisprudentie

    Geen jurisprudentie beschikbaar.