• Boek 5 Artikel 75 (5:75 BW)

    Bevoegdheden eigenaar heersende erf

    1. De eigenaar van het heersende erf is bevoegd om op zijn kosten op het dienende erf alles te verrichten wat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid noodzakelijk is.
    2. Hij is eveneens bevoegd om op zijn kosten op het dienende erf gebouwen, werken en beplantingen aan te brengen, die voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid noodzakelijk zijn.
    3. Hij is verplicht het door hem op het dienende erf aangebrachte te onderhouden, voor zover dit in het belang van het dienende erf nodig is; hij is bevoegd het weg te nemen, mits hij het erf in de oude toestand terugbrengt.
    4. De eigenaar van het dienende erf heeft geen recht van gebruik van de gebouwen, werken en beplantingen, die daarop door de eigenaar van het heersende erf rechtmatig zijn aangebracht.
    5. In de akte van vestiging kan van de vorige leden worden afgeweken.
    6. In geval van mandeligheid zijn in plaats van de leden 3 en 4 de uit dien hoofde geldende regels van toepassing.

    Toelichting

    Dit artikel bevat rechten en verplichtingen ten aanzien van de erfdienstbaarheid. Deze zijn van regelend recht, aangezien lid 5 bepaalt dat hier van af kan worden geweken in de akte van vestiging.

    Jurisprudentie

    Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 augustus 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7732
    Naast de uitleg van de akte geldt dat ingevolge artikel 5:75 lid 1 BW de eigenaar van het heersend erf bevoegd is alles te verrichten wat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid noodzakelijk is. Dat geldt ingevolge het tweede lid ook voor het aanbrengen van gebouwen en werken, zoals de onderhavige steiger. Ook daarom is geïntimeerde gerechtigd tot een steiger ter plaatse.

    Rechtbank Dordrecht 28 maart 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0462
    Eiser stelt dat de poorten slecht zijn van kwaliteit, moeilijk opengaan (vooral de deur van de schutting op de erfafscheiding) en dat deze te laag zijn. Gedaagden voeren aan dat de schuttingen met poorten tijdelijke maatregelen zijn en zij verzetten zich niet tegen plaatsing van poorten van een betere kwaliteit. Zij willen echter zelf bepalen wat voor poorten er op hun terrein geplaatst worden en er is discussie over wie de kosten dient te dragen. Gedaagden zijn eigenaar van het perceel, dus zij bepalen de inrichting van hun tuin. Artikel 5:75 BW geeft echter eiser de bevoegdheid om op zijn kosten werken aan te brengen, die voor de uitoefening van zijn erfdienstbaarheid noodzakelijk zijn.

    Van dit laatste is geen sprake, nu ter plaatse is geconstateerd, dat de poorten open kunnen en doorgang bieden aan een persoon met de fiets aan de hand. Dat de fiets even weggezet moet worden om de poort weer te sluiten, zal ook bij een nieuwe poort het geval zijn. Voor dagelijks gebruik is de huidige poort toereikend.