• Boek 5 Artikel 62 (5:62 BW)

    Gemeenschappelijk eigendom en mandelig

    1. Een vrijstaande scheidsmuur, een hek of een heg is gemeenschappelijk eigendom en mandelig, indien de grens van twee erven die aan verschillende eigenaars toebehoren, er in de lengterichting onderdoor loopt.
    2. De scheidsmuur die twee gebouwen of werken, welke aan verschillende eigenaars toebehoren, gemeen hebben, is eveneens gemeenschappelijk eigendom en mandelig.

    Toelichting

    Andere vorm van ontstaan mandeligheid?

    Naast het ontstaan van mandeligheid krachtens rechtshandeling, kan mandeligheid ook ontstaan op grond van de in dit artikel genoemde gevallen.

    Ook mandelig op grond van overeenkomst?

    Het kan zijn dat een scheidsmuur, een hek of een heg ook mandelig is op grond van een overeenkomst. Dan zijn de regels van zowel contractuele als wettelijke mandeligheid van toepassing. De wettelijke regels over mandeligheid hebben in dat geval voorrang.

    Samenhang met vermoedelijke grens?

    Het midden van een muur, hek of heg die als afscheiding van twee erven dient, wordt vermoed de grens tussen deze erven te zijn. Zolang dat vermoeden niet is weerlegd, is de muur, het hek of de heg mandelig.

    Jurisprudentie

    Hof Den Bosch 17 april 2012,ECLI:NL:GHSHE:2012:BW3496
    Aangezien de gemeenschappelijke eigendom van een mandelige muur berust op de wet, is voor de eigendom van een dergelijke muur verder niet relevant of de erfgrens tussen percelen wel of niet in de lengterichting onder de muur is gelegen. Evenmin is daarvoor relevant of er ten aanzien van een of beide panden sprake is van een zodanige verbondenheid met de muur dat de muur niet zonder schade van enige betekenis van het pand zou kunnen worden gescheiden. Voor mandeligheid is niet vereist dat de muur een constructief onderdeel vormt van het pand nr. 10. Het enkele feit dat de woning van pand nr. 10 op de hiervoor aangegeven wijze tegen de muur is aangebouwd is daarvoor voldoende.

    Hoge Raad 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1907
    De Hoge Raad overweegt dat een mandelige coniferenhaag niet kan worden beschouwd als een muur in de zin van artikel 5:43 BW en dat de buur medewerking aan verwijdering van de haag en plaatsing van een mandelige scheidsmuur kan vorderen.