• Boek 5 Artikel 59 (5:59 BW)

    Grens onder niet bevaarbaar stromend water

    1. Wanneer de grens van twee erven in de lengterichting onder een niet bevaarbaar stromend water, een sloot, gracht of dergelijke watergang doorloopt, heeft de eigenaar van elk dier erven met betrekking tot die watergang in zijn gehele breedte dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als een mede-eigenaar. Iedere eigenaar is verplicht de op zijn erf gelegen kant van het water, de sloot, de gracht of de watergang te onderhouden.
    2. Iedere eigenaar is gerechtigd en verplicht hetgeen tot onderhoud daaruit wordt verwijderd, voor zijn deel op zijn erf te ontvangen.
    3. Een door de eigenaars overeengekomen afwijkende regeling is ook bindend voor hun rechtverkrijgenden.

    Toelichting

    Ten aanzien van de watergang en de mede-eigenaren gelden de wettelijke bepalingen van gemeenschap en mandeligheid.

    Jurisprudentie

    Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7762
    Naar het oordeel van het hof berust de uitleg van de rechtbank van het bepaalde in artikel 5:59 BW inderdaad op een onjuiste lezing van dit artikel. De aanduiding “niet bevaarbaar” heeft slechts betrekking op “stromend water”. Dat volgt uit het gebruik van het lidwoord “een” voorafgaand aan “sloot”. Dat betekent dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, artikel 5:59 BW niet alleen van toepassing is op onbevaarbare, maar ook op bevaarbare sloten.