• Boek 5 Artikel 37 (5:37 BW)

    Onrechtmatige hinder

    De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.

    Toelichting

    Wat is onrechtmatige hinder?

    Hinder komt in de praktijk vaak voor. Maar, wanneer is sprake van onrechtmatige hinder? De meest voorkomende vorm van onrechtmatige hinder speelt zich af in het burenrecht. Denk bijvoorbeeld aan: overhangende takken, het plaatsen van een een schutting en overlast door stank en/of geluid. Ook ontstaan vaak geschillen over het (wegnemen) van lichtinval.

    Niet aan elkaar grenzende percelen

    Ook wanneer percelen niet aan elkaar grenzen, kan er sprake zijn van onrechtmatige hinder. Bijvoorbeeld geluidsoverlast van een verderop gelegen discotheek of stankoverlast door een (boeren)bedrijf. Niet alleen een eigenaar kan klagen over de (mogelijk) onrechtmatige hinder, ook een huurder kan hinder van de buren ondervinden en op basis daarvan een vordering uit onrechtmatige hinder instellen.

    Artikel 5:37 BW

    Artikel 37 van Boek 5 BW ziet op onrechtmatige hinder. Als er mogelijk sprake is van onrechtmatige hinder, zal op dit artikel vaak een beroep worden gedaan.

    Of er daadwerkelijk sprake is van onrechtmatige hinder is sterk afhankelijk van de precieze situatie. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgen enkele handvatten voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder. Gekeken wordt naar:

    • de aard, de ernst en de duur van de hinder;
    • de daardoor veroorzaakte schade;
    • de verdere (specifieke) omstandigheden van het geval.

    Bij de omstandigheden van het geval speelt onder meer de plaats van de hinder een rol. Een inwoner van een stad, moet bijvoorbeeld met meer hinder rekening houden, dan iemand die op het platteland woont. Er is daarom dan ook minder snel sprake van onrechtmatige hinder. De rechter kijkt verder naar wanneer de hinder is aangevangen, en wanneer de klager zich ergens heeft gevestigd. Is de hinder (pas) na vestiging begonnen, dan is sneller sprake van onrechtmatige hinder dan in het omgekeerde geval.

    Ook de noodzaak van de hindertoebrengende handeling speelt een rol. Als een bepaalde hinderlijke activiteit noodzakelijk zijn, zal niet snel sprake zijn van onrechtmatige hinder.

    Jurisprudentie

    Hoge Raad, 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106.
    Bij de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder, is niet van doorslaggevend belang of er aan de geldende regelgeving werd voldaan.

    Rechtbank Gelderland, 17 april 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0027.
    Er bestaat geen recht op onbeperkte toetreding van zonlicht. Bomen dienen namelijk ook het algemeen belang, hetgeen wordt onderstreept het het vereiste van een kapvergunning. Het ontnemen van zonlicht, is daarmee niet altijd onrechtmatige hinder.