Max Verstappen ‘vliegt uit de bocht’ voor de rechter!

22 mei 2017

Vorig jaar ging het internetfilmpje, ‘als je op tijd bent dan hoef je niet te racen’, van supermarkt Picnic viral. In het filmpje, een reactie op de reclame van (concurrent) Jumbo, speelt een lookalike van Max Verstappen in dezelfde raceoverall en racecap als de coureur de hoofdrol. Volgens de échte Max Verstappen maakte het filmpje inbreuk op zijn portretrecht. Het gerechtshof Amsterdam oordeelt anders.

Schending portretrecht en reputatieschade

Volgens Max Verstappen maakt het filmpje van Picnic inbreuk op zijn portretrecht. Hij vordert daarom maar liefst €350.000 van Picnic. Dit is het bedrag dat betaald had moeten worden als de échte Max in het filmpje had meegespeeld. Supermarkt Picnic heeft het filmpje overigens na de commotie direct offline gehaald.

Volgens Verstappen heeft hij op grond van artikel 21 van de Auteurswet, althans onrechtmatige raad, een vordering op Picnic. Volgens hem heeft hij door de openbaarmaking van de commercial schade geleden. De omvang van die schade kan, zo stelt hij, worden vastgesteld aan de hand van de redelijke vergoeding die betaald had moeten worden voor het gebruik van zijn portret. Een deskundige heeft het gebruik van het portret van Verstappen gewaardeerd op een bedrag van (minimaal) €350.000.

Om de verhaalsmogelijkheden veilig te stellen wilde Verstappen conservatoir (derden)beslag leggen. De voorzieningenrechter heeft op 13 oktober 2016 het verlof voor deze beslaglegging geweigerd. De coureur ging tegen deze beslissing in hoger beroep.

Conservatoir beslag

Op een verzoek om verlof tot het leggen van conservatoir beslag wordt pas beslist na een summier onderzoek, zo volgt uit artikel 700 Rv. Dit betekent dat in de regel op het verzoek wordt beslist, zonder dat degene tegen wie het verzoek is gericht te horen en dat in beginsel afgegaan wordt op de mededelingen van de verzoeker.

Uit het summiere karakter van het onderzoek volgt dat beoordeeld moet worden of de aangevoerde gronden, tot een vordering kunnen leiden. Daarbij wordt uitgegaan van de juistheid van de gronden. Als summierlijk blijkt dat de gronden voldoende aanleiding zijn voor beslag, kan verlof tot het leggen van beslag worden verleend.

Artikel 21 Auteurswet

Max Verstappen beroept zich in de eerste plaats op artikel 21 van de Auteurswet. Dit wetsartikel geeft de geportretteerde het recht zich te verzetten tegen het openbaar maken van zijn portret, voor zover hij daarbij een redelijk belang heeft.

Volgens de rechter is echter in het filmpje van Picnic geen ‘echt’ portret van Max Verstappen te zien. De hoofdrol wordt immers gespeeld door een lookalike. Volgens de rechter, komt Verstappen toch mogelijk een beroep op artikel 21 Auteurswet toe. Het bewust inschakelen van een lookalike en het gebruik van dezelfde kleding, zou daarvoor aanleiding kunnen geven. Echter is de commercial duidelijk bedoeld als een parodie op de eerdere reclamecampagne van Jumbo waarin de echte Max Verstappen een rol speelt. Er wordt in de tweede scene van de commercial zelfs een bestelauto van Jumbo in beeld gebracht, die geparkeerd staat naast de bestelauto van Picnic waarin de lookalike  gaat rijden.

Daarmee is, zo oordeelt de rechter, geenszins duidelijk dat de makers van het gewraakte filmpje hebben beoogd dat het publiek de acteur ook daadwerkelijk als Verstappen identificeert. Integendeel, het lijkt eerder de bedoeling dat het publiek de commercial als parodie ziet en de acteur als een ‘lookalike’ herkent. Dit betekent dat het zeer de vraag is of er in dit geval een beroep op artikel 21 Auteurswet gedaan kan worden.

Redelijke vergoeding

Als Verstappen wel een beroep op artikel 21 Auteurswet toekomt, kan hij een redelijke vergoeding verlangen. Deze redelijke vergoeding kan, volgens Verstappen, worden vastgesteld aan de waarde van de vergoeding die hij had kunnen vragen voor het gebruik van het portretrecht en zijn deelname. Een deskundige heeft het gebruik van het portret van Verstappen gewaardeerd op een bedrag van (minimaal) €350.000.

Volgens de rechter ligt het echter niet voor de hand dat Picnic ooit zou hebben gekozen voor het inzetten van de echte Verstappen. Dan zou immers het idee van een parodie teniet worden gedaan, zo oordeelt de rechter. Daarbij is ter zitting gebleken dat Verstappen überhaupt niet met een concurrent van Jumbo in zee mag gaan. Daarom kan er, zo oordeelt de rechter, niet van worden uitgegaan dat sprake is van omzetderving. Gemiste omzet is dan ook geen juiste maatstaf voor de beoordeling wat in dit geval een redelijke vergoeding is. Verstappen heeft de hoogte van de vordering, voor zover gegrond op artikel 21 Auteurswet, dan ook onvoldoende onderbouwd.

Artikel 6:162 BW

Verstappen heeft zijn vordering, naast artikel 21 Auteurswet, ook gegrond op artikel 6:162 BW. Het hof begrijpt deze grond zo dat hij bedoelt dat Picnic met het openbaar maken van de commercial op onrechtmatige wijze heeft geprofiteerd van zijn verzilverbare populariteit.

De rechter oordeelt echter dat niet concreet is toegelicht, dat en in welke omvang daardoor schade is geleden. Er is bijvoorbeeld niet aangevoerd dat reputatieschade is geleden. Voor zover is bedoeld te stellen dat door het openbaar maken van de commercial omzet is misgelopen, kan worden geoordeeld dat het, gelet op het feit dat het om een parodie gaat en het Verstappen niet vrij staat om met een concurrent van Jumbo te contracteren, niet voor de hand ligt dat van misgelopen omzet sprake is.

Conservatoir beslag

Voor het gerechtshof Amsterdam werd niet aangevoerd dat Verstappen belang heeft bij een conservatoir beslag. Niet gesteld werd Picnic goederen aan het zicht zou willen onttrekken ofwel in financiële problemen zou verkeren. Er zijn daarmee sterke twijfels over de houdbaarheid van de grondslag, artikel 21 Auteurswet, en het beloop van de vordering op die grondslag onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast is geen concreet belang aangevoerd op grond waarvan aan die twijfels voorbijgegaan kan worden. De subsidiaire grondslag, onrechtmatige daad, is wegens het ontbreken van een toelichting op de schade in elk geval ondeugdelijk. Er is gelet op het voorgaande niet summierlijk gebleken van de gegrondheid van gestelde vordering op Picnic. Het verzoek tot verlof is dan ook niet toewijsbaar.

De poging tot het leggen van beslag is daarmee ‘gecrasht’. Verstappens advocaat bagatelliseert de nederlaag in Quote en spreekt van ‘een voorfase’ die los gezien moet worden van de bodemprocedure.

Wordt ongetwijfeld vervolgd!

 

Lees de hele uitspraak van het gerechtshof Amsterdam hier.

Lees het artikel in Quote hier.

Geschreven door